Het was Eerste Paasdag en de vide grenier in het onbeduidende Zuidfranse plaatsje Saint-Andiol was er een volgens het boekje: een veld vol rommel van zolder. Speelgoed van het goorste plastic, rekken met flodderige kleding, bakken met glinsterende sieraden, auto-onderdelen, huisraad en keukengerei. Het meeste kostte een of twee euro.
Een in het zwart gekleed echtpaar zat er verslagen bij in de campingstoelen die ze voor hun Renault Scenic hadden geplaatst. In de auto jengelde een jongetje, wat de vader tot razernij bracht en tot een woordenwisseling met zijn vrouw leidde. Het blauwe afdekzeil waarover ze uitkeken lag nog vol onbestemde zooi.
Verderop kakelde een brunette op hoge hakken onophoudelijk tegen haar zojuist gearriveerde vriendin, die duidelijk op een adempauze wachtte om haar tafeltje uit te klappen en twee propvolle Lidl-tassen uit te pakken.
Uit luidsprekers klonk opgewekte Italiaanse popmuziek, geselecteerd door een man die zich op het bordes van een groot huis in het betreffende park had genesteld, onder een fleurige parasol tegen de regen die zich in buitjes over de ochtend verdeelde. Na elk plaatje pakte hij de microfoon, wenste de bezoekers une bonne matinée en bedankte hij het plaatselijke Comité des Fetes (waarvan hij zelf voorzitter was) voor deze gezellige rommelmarkt.
We sjokten voort, pakten links en rechts wat op, controleerden tegen beter weten in op onopgemerkte signaturen, zilvermerken of zeldzaamheid. Deze rommelmarkt zou nog dezelfde dag uit ons korte geheugen zijn verdwenen, als bij een van de laatste kramen niet opeens een trouwjurk ons blikveld vulde. Verblindend wit, een smal lijfje en een uitwaaierende rok in laagjes van dunne stof, eindigend in een kleine sleep. Niks bijzonders, zou je zeggen. Waarom bezorgde dit baken van onschuld ons dan toch kippenvel?
De jurk was opgehangen in een jonge boom, die gestut werd door een houten rek. Er was geen ontkomen aan: de constructie leek op een kruis, waaraan de japon was genageld. Het kostte geen moeite het lichaam bij te denken. Een geknakte bruid. Op deze paasdag kwam het beeld ons voor als morbide, grotesk en surrealistisch. Gelukkig werd onze gedachtestroom onderbroken, door een jong stel dat joelend onze kant op rende. ,,Hé, pas ‘em nou even voor mij!”, riep de jongen lachend terwijl hij zijn meisje bij de arm greep en richting de jurk sleurde. Ze ontsnapte gierend en stoof langs de camera van mijn i-Phone terug, de drukte in. Ook wij keerden om. Het was een gedenkwaardige ochtend.