Dichter van de droge naald
September 2017 verscheen bij de Arbeiderspers mijn boek Dichter van de droge naald, het bizarre verhaal over het leven van de joodse beeldend kunstenaar Frank Lodeizen (1931-2013) die in de oorlog ontsnapt aan de dood, en zijn leven lang achtervolgd wordt door schuldgevoel en schaamte. Heeft hij de oorlog overleefd ten koste van zijn moeder? Had hij de plaats van zijn zusje moeten innemen? De ontdekking dat hij met tekenen een eigen wereld kan scheppen, ver weg van de oorlog en zijn trauma’s, voelt als een bevrijding.
In de schaduw van zijn vrienden van de Cobrabeweging en de Vijftigers, onder wie Lucebert en Hans Andreus, ontwikkelt de talentvolle Lodeizen zijn eigen, poëtische stijl. Maar het verleden is nooit ver weg. Hij vlucht in een mateloos en turbulent leven en trouwt vijf keer.
Achter het schild van de onweerstaanbare vrouwenversierder en vrolijke levensgenieter, gaat een ontworteld en onzeker mens schuil, dat blijft zoeken naar zijn identiteit. De zoektocht in zijn persoonlijke leven weerspiegelt zich in zijn leven als kunstenaar. Een antwoord op zijn vragen vindt hij niet. Toch eindigt het leven van Frank Lodeizen in een overwinning.
Het levensverhaal van Frank Lodeizen speelt zich af tegen de achtergrond van een periode van ontworteling en grote maatschappelijke vernieuwing in naoorlogs Amsterdam.
Publiciteit
Dichter van de droge naald werd onder grote belangstelling gepresenteerd op 5 september in het Stadsarchief van Amsterdam. Lodeizens dochter, actrice Rifka Lodeizen, ontving het eerste exemplaar. ‘Door dit boek werd het verband helder tussen zijn oorlogstrauma en zijn vergeefse pogingen zich te aarden’, zou ze later vaststellen in een interview met ZIN magazine.
Aan de presentatie ging een voorpublicatie in Vrij Nederland vooraf. Optredens en lezingen volgden in Spui25, Sociëteit De Kring en boekhandel Scheltema. Ik was hoofdgast in het radioprogramma Opium met presentator Mieke van der Weij en werd geïnterviewd voor het Haarlems Dagblad. Kranten en magazines, van Libelle tot Trouw, kondigden het boek aan.
Reacties
Lezers van Dichter van de droge naald vinden het boek meeslepend, beeldend en zijn soms tot tranen geroerd. ‘Het hoofdstuk Sobibor deed mij huilen’, schrijft een vrouw. ‘Zelf ben ik in 1944 geboren en heb enige joodse vrienden gehad met ook veel verhalen’.
Een andere lezeres: ‘Ook de omgeving wordt nauwkeurig geschetst. Hierdoor bevind ik me in die kroeg, ruik de geur, en proef de sfeer.’
Recensenten prijzen de beeldende vorm, maar vinden ook dat ik daarin te ver ga.
‘Het boek geeft een levendig beeld van het snel veranderende, naoorlogse Amsterdam’, post Erik Hoekstra van boekhandel Broekhuis in Hengelo op Facebook. ‘Auteur Rineke van Houten zit voor een biograaf onverantwoordelijk dicht op de huid van haar onderwerp. Maar wat geeft ’t als dit zo’n meeslepend, evocatief en empathisch boek oplevert?’
Hoekstra vindt dat het doel de middelen heiligt: hij heeft er een paar uur leesplezier aan beleefd. Andere recensenten tillen zwaarder aan de vrijheden die ik me als non-fictie auteur permitteer.
Ik heb lang gezocht naar een stijl die recht deed aan Frank Lodeizen. Om te begrijpen wie hij was, zou ik hem zo dicht mogelijk moeten naderen. Ik wandelde naast hem door een donkere Leidsestraat, blikte intussen met hem terug naar de eerste, moeilijke, jaren na de oorlog, riep beelden op van zijn moeder, beleefde met hem opnieuw zijn vlucht van het Stationsplein, zat naast hem tijdens de sessies met de psychiater.
Zo kon ik bij benadering de gebeurtenissen in zijn leven duiden, een beeld schetsen van deze beschadigde, maar bijzondere kunstenaar. Met als uitgangspunt de feiten.
Mijn bronnen
Van onschatbare waarde voor dit proces was het persoonlijke archief van Frank Lodeizen, aan mij ter beschikking gesteld door zijn weduwe Claar Lodeizen. Daarin bevonden zich de bronnen die mij het dichtst bij hem brachten. Aanzetten voor een autobiografie, omlijst met tekeningetjes, rondzendbrieven vanaf zijn verblijfadres in Griekenland, Frankrijk, Turkije, Engeland.
‘En nu Frank?’
Will schakelde vlak voor een driesprong terug en zette zijn voeten aan de grond nadat de motor tot stilstand was gekomen. Hij draaide zijn hoofd over zijn schouder en keek vragend naar Frank, die achterop zat, ingeklemd tussen een tas met kleren en een tent.
[p. 88 – bron: mémoires Frank Lodeizen]
Briefjes van een 10-jarige Frank aan zijn vader in het sanatorium, geluidsopnames van sessies bij de psychiater, hartstochtelijke brieven van zijn eerste vrouw, waarin ze het nog prille huwelijk vergeefs probeert redden, stukjes papier met een hartenkreet over hoe het verder moet met zijn leven, lijstjes met goede voornemens. Ook bewaard waren de vele interviews die hij aan journalisten heeft afgestaan, vaak met de oorlog als rode draad, stapels foto’s, vaak geschoten door bevriende professionele fotografen en natuurlijk uitnodigingen en openingstoespraken van exposities.
Aan een tafeltje tegen de muur was Remco Campert in een vrolijk gesprek verwikkeld met zijn vriend Alain Teister, pseudoniem voor Jacques Boersma. Ze waren beiden net teruggekeerd van Ibiza, een populaire bestemming voor schrijvers en kunstenaars.
[p. 119 – bron: foto en briefkaart Remco Campert uit Ibiza]
Het manuscript was bijna voltooid, toen ik bedacht dat, voor een man die zoveel minnaressen had gehad, er wel erg weinig seks in het boek voorkwam. Anekdotes en getuigenissen daarover ontbraken in de interviews en archieven. Toen herinnerde ik mij in een van de archiefdozen ooit een paar dicht betypte velletjes van zijn hand te zijn tegengekomen; pogingen tot erotische verhalen. Ik had ze indertijd vluchtig bekeken en weer teruggelegd. Ik kon ze niet plaatsen. Nu kwamen ze me van pas voor het beschrijven van een seksscène met hem en zijn eerste vrouw. Toespelingen op hun vrijpartijen in een van haar brieven maakten de scène compleet.
Frank Lodeizen was een talig mens. Hij speelde met woorden, gaf ze een andere betekenis of verdraaide ze. ‘Knarf’, noemde zijn vrouw hem. De taal in Dichter van de droge naald is sterk geïnspireerd op het idioom van Lodeizen en hier en daar eenvoudigweg hetzelfde.
Frank Lodeizen had daarnaast een grote verbeelding, versierde de werkelijkheid als hem dat uitkwam, kon mensen met zijn woordgrappen op een charmante manier op het verkeerde been zetten. Het was zaak vooral zijn eigen verhalen te checken: kloppen de namen, de jaartallen, de locaties? Sneeuwde het in de winter van 1942? Bestonden er sigaretten met de naam Balmoral? Wat dronk men in 1952 in een stadse kroeg? Tientallen archieven heb ik doorgespit op zoek naar details over mensen en gebeurtenissen, om sfeer in een scène te brengen, verbanden te leggen en verklaringen te vinden.
Ik heb plaatsen bezocht en fotoarchieven bekeken, mensen geïnterviewd en documentaires over de oorlog gezien. Welke kleding droegen Joden die werden weggeleid, stonden de jukeboxen in sociëteit De Kring er nog in 1968?
In Dichter van de droge naald heeft de verbeelding de betekenis nergens veranderd. Zoals ik in het voorwoord schrijf: ‘Ik selecteer de gebeurtenissen die in mijn ogen betekenisvol zijn, breng cement aan tussen de feiten, schrijf scènes en dialogen op basis van aanwijzingen hoe het ongeveer moet zijn gebeurd of uitgesproken, nog het meest geholpen door Frank Lodeizen zelf.’
Een van de mooiste complimenten over het boek komt van een oud-studente van Lodeizen: ‘Je hebt Frank neergezet zoals hij was, zoals ik me hem herinner in ieder geval. In al zijn complexiteit en met zorgvuldige aandacht voor zijn wat wiebelige kunstenaarschap.’