Het was haar signaalrode jasje dat mijn aandacht trok. Het paste goed bij haar korte, witgrijze kapsel en het zilverkleurige montuur van haar bril. Met haar rechterhand trok ze het boodschappenmandje achter zich aan. Het was nog leeg. In de andere hand klemde ze een velletje papier waarop ze om de paar seconden een blik wierp. Dat zal een lijstje zijn, schatte ik in terwijl ik twee preien pakte en op weg ging naar de kassa.
Toen ik haar passeerde kruisten onze blikken elkaar. Ze had een open, vriendelijk gezicht en glimlachte. Ik glimlachte terug, wat haar zal hebben aangemoedigd mij om hulp te vragen. ,,Weet u waar de prei ligt?” Ze hield het briefje voor mijn neus. In grote, onzekere potloodletters stonden er vier woorden. Prei, Wortel, Ui, Selderij. Ik wees naar de bak met prei, een stukje terug. ,,Ook nog in de bonus”, zei ik erbij. Ze draaide zich om, gleed met haar ogen langs de avocado’s, paksoi en verse kruiden, aarzelde en pakte uiteindelijk een potje verse tijm. ,,Dit?” Grapje, dacht ik een nano-seconde. Haar ogen verraadden van niet.
Haar blik bleef blanco
De volgende tien minuten besteedden we gezamenlijk aan het verzamelen van de vier ingrediënten op haar lijstje. ,,Het is voor groentesoep”, verklaarde ze. Ik drukte haar een prei in de handen. ,,En nu een wortel”, zei ze. ,,Eén wortel”. Dan wordt het een winterwortel, reageerde ik gedecideerd. ,,Kleine worteltjes gaan alleen per bos.” Maar we vonden geen winterwortel en ik wees naar haar lijstje. ,,Selderij”, las ik voor. ,,Bladselderij of een knol?” Haar blik bleef blanco. Ik ging haar voor naar een schap met kruiden in plastic bakjes. Achter het kaartje ‘bladselderij’ gaapte een leegte. Dat zoiets als bladselderij uitverkocht kon zijn leek haar zeer te verbazen. ,,Maar”, grapte ik, ,,u kunt ook de blaadjes van een knolselderij plukken!” Ze schaterde en begon het geheel zichtbaar een leuke exercitie te vinden. ,,Dat ik iemand gevonden heb zoals u. Wat een geluk!” Intussen vorderde de missie voor geen meter. Ook de ui zorgde voor een probleem: voor de soep was er maar 1 nodig, verzekerde ze. (Eigenlijk was van alles maar 1 nodig.) Ik gebaarde naar de schappen: ,,Dat gaat niet. Uien verkopen ze niet per stuk.” Ze fronste haar wenkbrauwen. De soep raakte met de minuut meer uit zicht. Meer dan een prei lag er nog niet in het mandje.
Als je je het niet herinnert, is het niet gebeurd
Even gebeurde er niets. Ik sloeg onszelf gade. Twee vrouwen met een boodschappenwagentje op een donderdagochtend op de groenteafdeling van Albert Heijn. Vreemden, die tien minuten met elkaar in de weer waren, tien minuten die in het brein van de een nooit zouden beklijven, niet meer bestonden op het moment dat ze beleefd werden. Als je je het niet herinnert, is het niet gebeurd. Tien minuten die het brein van de ander zou opslaan als een pijnlijke ontmoeting met misschien wel de meest hardvochtige ouderdomskwaal van deze tijd. Ik durfde er niet aan te denken wat ze vanavond zou eten maar deed het toch.
Ik kreeg een ingeving. “Kom even mee”, gebood ik haar zachtjes en trok aan de mouw van haar rode jasje. In het koelvak pakte ik een zak soepgroente en zwaaide hem triomfantelijk voor haar neus. “Alles zit erin!” Ze straalde. “Ook prei?” “Ja”, bevestigde ik. “Ook prei.”
We waren klaar. Ze leek het moment van afscheid te willen uitstellen. “Hoe heet je?” “Rineke”, antwoordde ik. “Ik heet Joyce”, zei ze vriendelijk. “Als we elkaar een keer tegenkomen kunnen we ‘hallo’ zeggen.”
“Ja”, glimlachte ik zwakjes. “Laten we dat doen.”