Voor elk exemplaar gaat hij op de knieën. Rugzak af, schoudertasje open, liniaal, spiegeltje, loepje en soms zakmes eruit. En dan systematisch bekijken. Grootte? Schubben op de hoed? Haartjes of vlokjes op de steel? Kleur? Geur? En soms: smaak? Bij twijfel raadpleegt hij een veldgids. Paddestoelen behoren nu eenmaal tot de moeilijkst herkenbare organismen en kunnen soms bedrieglijk veel op elkaar lijken. „Kom!”, gebaart hij terwijl hij zijn rugzak weer over zijn schouders slingert. „Als het goed is groeien niet ver van hier duivelseieren!”
Gerard Beerepoot (68, IT-architect) is een van de vrijwilligers van het paddestoelenmeetnet, dat sinds 1998 via de Nederlandse Mycologische Vereniging gegevens levert aan het Netwerk Ecologische Monitoring. Per zogeheten kilometerhok houden deze amateur-mycologen bij waar welke paddestoelen voorkomen. Samen met de gegevens van andere meetnetten, zoals voor vlinders en zoogdieren, ontstaat een beeld van de staat van de flora en fauna in Nederland.
Helaas gaat de paddestoelenstand achteruit, beaamt Beerepoot, intussen zijn weg zoekend door de lage begroeiing. Om te begrijpen wat daarvan de gevolgen zijn, had hij eerder uitgelegd, moet je weten dat paddestoelen de vrucht zijn van een schimmelnetwerk onder de grond. Paddestoelen zijn er om sporen te verspreiden voor de voortplanting, de taak van de schimmels is bladeren en houtresten verteren. Maar dat laatste proces hapert omdat de meeste schimmels niet tegen te veel stikstof kunnen.
Beerepoot schuift met zijn laarzen het bladerdek opzij. „Je kunt zien dat de strooisellaag van organische resten dikker en dikker wordt. Dat duidt op een verstoorde kringloop van voedingsstoffen en heeft een negatief effect op de vitaliteit van het bos, te beginnen met bomen.”
Zijn gezicht licht op. Tussen de bladeren ligt een eivormige paddestoel: een duivelsei. Niets bijzonders. Wat er uit komt als het ‘ei’ in een later stadium openbarst is wel opmerkelijk: een grote stinkzwam met de vorm van een fallus. Beerepoot wijst er twee meter verder een aan. Op de geschubde kop wemelt het van de vliegjes, die zich tegoed doen aan slijm, waarin zich de sporen bevinden. „Prachtig toch? Ik houd niet van somberen maar hoop wel dat de politiek de juiste besluiten neemt om de natuur te beschermen. Daar leveren wij als vrijwilligers de ingrediënten voor.”