Güleninternaten in Nederland
Annemarie Geleijnse en Rineke van Houten − Trouw 15/12/10
Staan internaten van de Turks- islamitische Fethullah Gülenbeweging in Nederland integratie in de weg? Volgens een onderzoek dat de Tweede Kamer morgen bespreekt zijn die internaten inmiddels gesloten. Die conclusie is voorbarig, blijkt uit eigen onderzoek van Trouw.
Aan het einde van een doodlopend straatje in de Utrechtse wijk Overvecht ligt een wat armoedig ogend gebouwtje, half verscholen achter een wintergroene heg. Om de spijlen van het stalen hek hangt een kettingslot. Er is geen leven te bekennen.
Hier, op Orinocodreef 17, is het internaat Beatitas gevestigd. Tot een jaar geleden woonden er Turkse jongens in de puberleeftijd. Ze gingen naar een gewone middelbare school, maar na de lessen stonden in Beatitas gemotiveerde vrijwilligers klaar om ze te helpen met het huiswerk en te begeleiden bij andere activiteiten, ook in het weekeinde. De jongens bleven er ook slapen; in het gebouwtje is plaats voor 45 bedden.
Beatitas is in 1996 opgericht door Stichting Educatiecentrum Utrecht (Secu), op zijn beurt in het leven geroepen door ’verontruste Turkse ouders’ die schooluitval van hun kinderen wilden voorkomen. Ook met andere activiteiten, zoals opvoedingscursussen voor ouders, wilde Secu bijdragen aan goede kansen op de arbeidsmarkt voor de jongens en daarmee een stevige positie in de Nederlandse samenleving.
In de hoogtijdagen beheerde de stichting twee internaten (ook een voor meisjes), eenheden voor begeleid wonen, een educatiecentrum en een vrouweninloopcentrum. Alles geïnspireerd op het gedachtengoed van Fethullah Gülen, een Turkse moslimprediker die ook in Nederland aanhangers heeft in onderwijs, bedrijfsleven en politiek.
De Tweede Kamer gaf vorig jaar toenmalig minister Eberhard van der Laan opdracht tot een onderzoek naar de internaten. Dat moest duidelijk maken of zij integratie belemmeren, want de internaten zouden de kinderen isoleren van de samenleving. Elke zweem van twijfel moest worden weggenomen.
Onderzoeker Martin van Bruinessen, antropoloog aan de Universiteit Utrecht en Turkijekenner, concludeert in het rapport waarin Trouw inzage had: In Nederland bestaan geen internaten meer van de Gülenbeweging. „Een voor één worden de internaten gesloten, en met ingang van het schooljaar 2010-11 functioneert, voor zover de onderzoekers bekend, geen enkel internaat meer als zodanig.” De negatieve belangstelling voor de internaten lijkt een rol gespeeld te hebben in de beslissing ze te sluiten, aldus het rapport.
„Turkse ouders kennen het Nederlandse schoolsysteem en de samenleving nu beter”, zeggen bestuurders Vecih Er en Mustafa Göktas van Beatitas in Utrecht. Vecih: „Onze missie is geslaagd. Het is klaar.” Ouders die nu nog aankloppen, kunnen volgens de bestuursleden niet meer terecht.
Die mededeling is in tegenspraak met de ervaring van een Turkse moeder die voor Trouw uitzocht of ze voor haar zoon een plek in een Güleninternaat kon vinden. Een week geleden belde ze rond en vond vier functionerende internaten, waarvan twee behorend tot de Gülenbeweging. Beatitas in Utrecht is er een van.
Volgens de man aan de telefoon wordt het internaat nu gerenoveerd en zal het later weer opengaan. „Dan zullen er 25 kinderen verblijven.” De zoon van de Turkse vrouw kan dit jaar al terecht, want de kinderen zijn tijdens de verbouwing elders ondergebracht.
In het kantoor van Secu reageert Mustafa Göktas verbaasd als hij van de ervaring van de Turkse moeder hoort. „Dat is valse informatie, helaas. De internaten zijn dicht, wij gaan het gebouw verkopen.”
Wat vindt onderzoeker Van Bruinessen ervan dat de internaten nog functioneren terwijl hij concludeerde dat ze gesloten zijn? „Ik heb mijn onderzoek in de zomer afgesloten. Iets kan een half jaar later weer anders zijn.”
Naast het Utrechtse Beatitas blijkt ook het ’studiewooncentrum’ Sprint in Rotterdam bereid om met de Turkse moeder te praten over plaatsing van haar zoon. Er kan ook worden gesproken over het verband met Fetullah Gülen. Navraag bij Sprint leert dat het internaat is overgenomen van Het Centrum, een internaat dat eerder onderwerp was van felle kritiek van Leefbaar Rotterdam.
Over het programma van de internaten doen verschillende versies de ronde, afhankelijk van de bron. Een voormalig bewoner stelt dat er ’geen enkele plek is voor een privéactiviteit’ en dat hij er buiten schooltijd elk moment van de dag was. De dag zou beginnen om 5.00 uur en eindigen om 23.00 uur en er zou veel tijd worden besteed aan Gülenstudie. Betrokkenen bij Beatitas in Utrecht noemen dit echter ’niet realistisch’.
Een aantal leerlingen van Beatitas is ondergebracht in speciale studentenhuizen in Utrecht, ook beheerd door Secu. Mustafa Göktas: „Die leerlingen waren al zo ver in hun opleiding dat het te veel risico met zich meebracht om naar een school in hun eigen woonplaats te gaan.”
In zijn rapport constateert de onderzoeker dat deze studentenhuizen (dersanes) voor de Gülenbeweging de belangrijkste instelling worden voor de ’vorming van vrome persoonlijkheid’. Hij schat hun aantal in Nederland op enkele tientallen. In Utrecht telt Secu er acht; vijf voor mannelijke, drie voor vrouwelijke studenten.
Van segregatie is volgens Van Bruinessen in deze studentenhuizen geen sprake. „De leefregels houden in dat je niet onnodig de straat op gaat en veel binnen blijft, maar staan integratie niet in de weg.”
Documenten die Van Bruinessen van Secu heeft gekregen, roepen niet op tot het vermijden van contacten met niet-moslims, zo vermeldt zijn rapport. En het feit dat het onderwijs van de Gülenbeweging leidt tot goede studieresultaten en goede posities op de arbeidsmarkt vindt hij kenmerken van integratie.
Van Bruinessen merkt wel op dat er ’een sterke sociale druk’ is. Maar vertrekken en je losmaken van de beweging levert volgens mensen die de onderzoeker gesproken heeft ’geen bijzondere problemen op’.
„Staat dat er echt?”, vraagt een Turkse jongen als we hem dit citaat voorleggen. Zijn ervaring: „Ze blijven je achtervolgen, komen aan je deur en vragen waarom ze je niet kunnen bereiken.”
Hij wil alleen spreken als zijn naam niet bekend wordt. Angst domineert het gesprek, net als in de contacten met andere betrokkenen. Waarom? „Mijn vrouw en kinderen zouden zich van me afkeren.” Of: „Mijn familie in Turkije zou een rechtszaak riskeren.” Een ander: „Ze kunnen mijn leven kapot maken. Letterlijk, ze kunnen alles van me afnemen.”
Onderzoeker Van Bruinessen spreekt van peer pressure, druk vanuit de groep om mee te doen. „Moet je per se vijf keer per dag bidden op een internaat? Nee, maar omdat iedereen het doet, ga je vanzelf meedoen. Je wilt erbij horen.”
Ook hij heeft in zijn rapport de meeste bronnen anoniem opgevoerd. „Als antropoloog moet je de privacy van je informanten waarborgen.” Verhalen over bedreiging en intimidatie heeft Van Bruinessen ook gehoord, zegt hij, en zoveel mogelijk geprobeerd te traceren. Meer dan ’groepsdruk en overreding’ is hij niet tegengekomen.
Aan de Orinicodreef in Utrecht vallen intussen kleine sneeuwvlokken op het internaatsgebouw. Morgen moet in het Kamerdebat blijken of het rapport ’elke zweem van twijfel’ over dit soort internaten wegneemt.