Herman Gordijn (1932-2017) en de richtingenstrijd op de Rietveld

Herman Gordijn in zijn atelier, 1972

Het overlijden van de schilder Herman Gordijn (1932-2017) kwam voor mij niet helemaal onverwacht. Drie maanden voor zijn dood, in februari dit jaar, hadden we een emailwisseling over zijn docentschap aan de Rietveld Academie, in een roerige periode lang geleden.

Hij wilde er later graag nog een keer op terugkomen, maar moest zich nu concentreren op zijn gezondheid. ‘Voor nu is mijn tijd op. Ik heb de afgelopen week mijn atelier in Frankrijk moeten afsluiten. Het schilderij dat ik wilde voltooien, bestemd voor de retrospectieve in museum MORE deze zomer, heb ik in de auto moeten laden. Succes met de voortgang van het boek, vriendelijke groet, herman.’ De dag erna werd hij verwacht in het AMC, vanwege ademhalingsproblemen.

De rekkelijken en de preciezen

Ik had hem benaderd in het kader van mijn boek over Frank Lodeizen, een tijdgenoot die evenals Gordijn geleden had onder de verbeten richtingenstrijd, eind jaren zeventig en begin jaren tachtig op de beroemde kunstacademie in Amsterdam. Gordijn gaf er al bijna tien jaar les toen Lodeizen in 1978 werd aangesteld als docent voor het algemeen grafisch jaar. Gelijkgestemd over de koers van het onderwijs waren ze geenszins. Kort door de bocht geformuleerd behoorde Lodeizen tot het kamp van de rekkelijken en Gordijn tot dat van de preciezen. Moesten studenten een ambacht leren of was het tijd de Kunstnijverheidsschool zoals de Rietveld Academie oorspronkelijk heette, om te vormen tot een hogeschool voor de kunsten? Ging het om kleurenleer en perspectief of om persoonlijke ontwikkeling van de studenten?

Eigen beeldtaal

Herman Gordijn, docent op de schildersafdeling, waarschuwde in een brief aan de directie voor ‘een mentaliteit van vervlakking, waar het onoordeelkundig overboord gooien van oude waarden en vakmanschap en er niets voor in de plaats stellen, dat modieus geleuter, een gevaar zijn.’ Hij vond dat een vakopleiding een vak moest leren en een student zoveel mogelijk moest toerusten met de middelen en technieken daarvoor. ‘De ontwikkeling van de persoonlijkheid, het vinden van een eigen beeldtaal kan een proces van jaren zijn,’ schreef hij. ‘Een vrije kunstenaarsopleiding is een illusie en doet tekort aan studenten die serieus een vak willen leren.’ Leren hoe je met verf moest omgaan, zodat die niet binnen een paar jaar van het doek valt, heeft niets te maken met studenten geen vrijheid geven. Wat was er mis mee om kennis te nemen van anatomie, kleurenleer en perspectief? Dat waren stuk voor stuk bouwstenen waar de beeldende kunst uit voortkwam en die geschiedenis droeg een kunstenaar met zich mee, of hij wilde of niet.

Frank Lodeizen daarentegen geloofde in een persoonlijke benadering van studenten, hield hen voor dicht bij zichzelf te blijven, oorspronkelijk en authentiek te werken. ‘Laat alles los wat je weet en hebt geleerd,’ spoorde hij hen aan. ‘Probeer te zoeken naar wat in je leeft.’

Naar zijn smaak lag er teveel de nadruk op techniek. Expressie, dáár draaide het om!

Er waren kunstenaars die alles wisten over anatomie en een hand natuurgetrouw konden tekenen, die de kleurenleer van Johannes Itten uit hun hoofd kenden en de werking van het perspectief beter doorgrondden dan Leonardo da Vinci. En die toch kunst maakten die Lodeizen niks zei. In zijn ogen ging het in het kunstonderwijs om het ontwikkelen van je persoonlijkheid en een eigen visie op de kunst. Om dat te bereiken moesten docenten studenten vrij laten, de ruimte geven en begeleiden waar nodig.

Hamburgers

De ‘rekkelijken’ wisten zich gesteund door een deel van de studenten, die hun standpunt luid en duidelijk verkondigden in de schoolkrant. ‘Ze zouden je moeten vertellen hoe je in een galerie komt die goed verkoopt’, spuwde Peter Klashorst, een student die het ondanks zijn kritiek tot en met het eindexamen had volgehouden en keurig was afgestudeerd. ‘Waarom heeft de school zelf geen galerie? Waarom laat een leraar zijn opdrachten niet door zijn leerlingen maken zoals in de tijd van Rubens, opdrachten waar goed geld mee te verdienen is! Wat heeft die school nog met het moderne leven te maken? Ze zouden modern voedsel moeten verkopen in de kantine, hamburgers in plaats van het truttigste van het truttigste.’ Studenten als Klashorst bewandelden hun eigen weg, vonden dat ze meer leerden door galeries en musea te bezoeken, kranten te lezen, muziek en video’s te maken. ‘Wat kunst is beslis je zelf’, vond ook Rob Scholte, een student die niets voor zoete koek aannam en graag de grenzen opzocht.

Verbranding van kunst

Als ik Herman Gordijn in februari dit jaar zijn standpunt van toen voorleg, antwoordt hij dat hij niet van mening is veranderd. ‘Een belangrijk aspect van het kunstenaarschap is het leren kijken en zien. Het ontwikkelen van die cruciale bekwaamheid doe je echter niet door te praten maar door het samen te doen tijdens het werk.’ Om aan te geven hoe absurd de standpunten soms waren, haalt hij een herinnering op over een van de nieuwe docenten, hij noemt geen naam. Deze riep in een radiouitzending op tot verbranding van de figuratieve kunst, die van Rembrandt incluis.

‘Het klonk als de stroming van Dada opnieuw te willen uitvinden,’ besluit Gordijn, ‘maar dan zeventig jaar na dato.’

Herman Gordijn, ‘Rimmel’, Museum de Lakenhal 1973, Foto Museum MORE

In zijn brief in december 1980 schetst Gordijn het beeld van een   opleiding waar negativiteit, agressie en intimidatie overheersen. ‘Als het de bedoeling is de huidige docent weg te werken kan dat beter met open vizier gebeuren’. In een poging een gesprek op gang te brengen had hij docenten van de schildersafdeling en de grafische afdeling uitgenodigd bij hem thuis. Het was misschien tekenend voor de polariserende sfeer op de academie dat op een na geen enkele docent de uitnodiging aannam. Alleen de schilder Jan Sierhuis reageerde positief.

Gordijn en Lodeizen mochten het over het onderwijs dan niet eens zijn, ze waren beiden slachtoffer van de conflicten. De sfeer in de klassen veranderde, zegt Gordijn. ‘Een deel van de studenten kwam te laat of helemaal niet en stoorde de anderen met luidruchtigheid. Wanneer ik een bepaald thema of een techniek aan de orde wilde stellen, werd er door zo’n groepje nauwelijks geluisterd. Na de les werd er niet meer opgeruimd en het lokaal bleef in chaos achter.’ Van studenten waarmee hij al langer werkte, hoorde hij dat nieuw aangenomen docenten adviseerden geen lessen te volgen bij bepaalde collega’s, waaronder hijzelf. Zijn enthousiasme en motivatie verminderden met de dag.

Ook Frank Lodeizen probeerde te bemiddelen, riep in de schoolkrant op vooral met elkaar te blijven praten, maar kreeg tot zijn grote teleurstelling geen steun van de directie. In dezelfde periode raakte hij verstrikt in een persoonlijke crisis, die zich verdiepte door de problemen op de academie. Hij belandde in de ziektewet en verliet de school in 1984. Herman Gordijn hield het vol tot 1987.

  • Museum MORE geeft een groot eerbetoon aan Herman Gordijn met een tentoonstelling van 25 juni tot en met 1 oktober. (Foto’s Museum MORE)
  • Begin september verschijnt bij de Arbeiderspers Dichter van de droge naald, over het bizarre leven van beeldend kunstenaar Frank Lodeizen (1931-2013).

 

 

 

Geef een reactie