Heimwee naar de roze koek

Ze lagen jarenlang in het open kastje bij andere persoonlijke spullen van mijn vader: Drie penningen. In mijn herinnering vormen ze één beeld met de afgekloven pijp, de tabakspot en het nooit gebruikte zilveren potlood. Vaag wist ik dat de penningen iets te maken hadden met het doneren van bloed, maar ik had mijn vader er nooit over gehoord en bij ons thuis werd er niet over gesproken. Veel later in mijn leven besloot ik zelf bloeddonor te worden. Gewoon, omdat ik geen reden kon bedenken waarom ik dat niet zou doen. En misschien ook een beetje als postuum eerbetoon aan mijn vader, die jong overleed.

Ik meldde me bij het donorcentrum in Amsterdam-West maar mijn carrière als bloeddonor werd geen succes. Het lot wilde dat ik wel ging schrijven voor het magazine voor bloeddonors. Ik interviewde de afgelopen twintig jaar tientallen patiënten die nog leefden dankzij donorbloed, sprak met wetenschappers en onderzoekers over het belang van vrijwillig donorschap en medische ontwikkelingen. Ik ontmoette talloze donors die het zonder uitzondering vanzelfsprekend vonden belangeloos hun kostbare lichaamsvocht af te staan voor een ander. Helden zijn het, dacht ik elke keer. Met de jaren groeide ook een ongemakkelijk schuldgevoel dat ik zelf was afgehaakt. Zou ik me toch niet opnieuw moeten melden? Voor hetzelfde donormagazine sloop ik op een namiddag spontaan een afnamecentrum in Amsterdam binnen. Dit is wat er gebeurde …

HEIMWEE NAAR DE ROZE KOEK – Bloedverwant, december 2019

16.00 uur Een oranje pelikaan op een bord met openingstijden op de gevel van een onopvallend pand is de wake up call: hé! De bloedbank! Hoe lang is het geleden dat ik bloed heb afgestaan? Zou zomaar een bezoekje aan de bloedbank het vuurtje weer aanwakkeren? En zou dat warme ik-doe-goed-gevoel terugkeren? Voordat ik het weet loop ik een smalle gang door, groet ik de man achter de balie en neem ik plaats aan een van de twee ronde tafels. Twee donors swipen over hun mobiel. Vanachter een scheidingswand dringen flarden van gesprekken door tussen donorassistenten en donors. Uit een speaker klinkt 3FM, een wekker gaat af, er klinkt een korte piep en een lange tuuuuuuuut. Het voelt vertrouwd.

Het was trekken aan een dood paard

16 .15 “Mag ik even?”, onderbreekt een stem mijn gemijmer. Voor mijn neus vullen twee grote handen een schaal snoepgoed aan. De stapel glacés is veruit het hoogst. “Roze koeken!”, schreeuwen mijn hersenen in een feest van herkenning. Genadeloos word ik terug geslingerd naar de tijd dat ik zelf donor was. Spoiler alert: na drie bezoekjes hield ik het alweer voor gezien. Over de redenen kan ik kort zijn: de tweede keer had ik een te laag Hb en kon ik rechtsomkeert maken. De derde keer liep het bloed te langzaam door en leek er geen eind te komen aan de donatie. Daarbij kwam dat ik de zeldzame bloedgroep B-positief heb, waardoor ik maar eens per jaar of zo werd opgeroepen. Waardoor het allemaal nou niet zo urgent leek. “Even niet”, dacht ik bij de vierde oproep. Een vriendelijk kaartje of twee van het hoofdkwartier waar ik bleef en dat ik nodig was: het was trekken aan een dood paard.

Ik voel schaamte opkomen

16.30 En nu zit ik hier in de wachtruimte en voel me ongemakkelijk. Want ja, eigenlijk bezet ik een stoel waar de in- en uitlopende helden om mij heen oneindig veel meer recht op hebben dan ik. Zij die zich niet alleen vrijwillig met een naald laten bewerken en hun bloed zien wegstromen, maar het vervolgens die dag ook nog ‘even rustig aan’ moeten doen. Vergeet de volleybaltraining, het saunabezoek en dat biertje of wijntje op de vrijmibo! Ik voel schaamte opkomen.

 

16.43 In mijn blikveld verschijnt een zongebruinde Don Juan, die zich geroutineerd bij de balie meldt terwijl hij zijn zwarte colbertje met een zwier over zijn schouder gooit. Zijn hagelwitte overhemd doet pijn aan de ogen. Die zal straks tijdens de afdelingsborrel op het advocatenkantoor op de Zuidas met geklemde kaken spaatjes rood drinken, fantaseer ik erop los.

17:00 Twee vriendinnen met een ZARA-tas en rode blosjes van de optrekkende kou installeren zich, keuringsformulier in de hand. “Betty had een tattoo laten zetten en mocht geen bloed geven”, zegt de een, zichtbaar onder de indruk. “Ze was zóóó blij dat ze later weer mocht geven!” De ander knikt begrijpend terwijl ze een zwart plissérokje uit de papieren tas trekt. Naast hen een schriel type, dat zwijgend naar het tafelblad staart. Nerveus, dat ziet een blinde. Het soort donor dat elke keer weer tot het laatste moment hoopt dat de donorassistent hem verwelkomt met: “Goedemiddag Hans. Surprise! Vandaag vergeten we de naald en stroomt je bloed vanzelf in de zak!” Hans is een grote held. Ik begin me af te vragen wat ik hier eigenlijk doe als ik niks doe.

Zo praktisch kan het zijn, denk ik, licht teleurgesteld

  1. 55 Ik wend me tot een jonge vrouw in een zalmroze vest die net een roze koek uit het folie scheurt. Een speciale reden om bloed af te staan heeft ze niet, antwoordt ze desgevraagd. “Ik ben gezond en ik woon dichtbij”. Zo praktisch kan het zijn, denk ik, licht teleurgesteld over het uitblijven van een spectaculaire familiegeschiedenis met bloed in de hoofdrol. Ik vertel bijna fluisterend dat ik het best wel mis, het bloeddonorschap. Dat ik misschien wel weer wil, maar ertegen opzie. “Het is geen moeten hoor!”, zegt ze geruststellend maar iets te luid. Ik pruttel nog een beetje door totdat ze een sleutelbos uit haar tas vist en de stoel achteruitschuift. “Niet te streng zijn voor jezelf hè? Je hebt het tenslotte al eens geprobeerd!” Ik werp haar een dankbare blik toe en stap af op een oudere man met witte kuif en ogen zo blauw als zijn gewassen overhemd. Ik fluister weer mijn verhaal. Hij kijkt me indringend aan, maar zijn oordeel is mild. “Soms is het niet anders.” Op zoveel compassie had ik niet gerekend. Warmer kan het niet worden!

De toeristen kijken schaamteloos naar binnen

18:20 Afvalbakjes worden geleegd. Koeken worden aangevuld. Buiten in de gracht glijden twee zwanen voorbij, gevolgd door een rondvaartboot in felle kleuren. De toeristen kijken schaamteloos naar binnen. Ik sta op, doe mijn jas aan en gris een zakje noten van de balie. Zonder een besluit te nemen stap ik de schemer in.

Lees hier het hele nummer van Bloedverwant