Ik vroeg een jager een haas voor mij mee te nemen als hij er een geschoten had. Voor de kerst. Op de mooiste winterdag van het jaar ontving ik om 13.36 uur vanuit Midden-Limburg een appje: je haas is binnen! Ik slaakte een gilletje van opwinding en stuurde uitgelaten een rij opgestoken duimpjes retour. En toen begon het gedonder.
Ik twijfelde opeens of ik hem wel wilde, de haas. Ik stelde me voor hoe hij een halfuur eerder nog zigzaggend over de velden rende, achterpoten in de lucht, de grote zachte neus op scherp. En nu slap en nog warm achterin de auto van de jagers lag. Omgelegd in opdracht van mij. Dood.
Natuurlijk, redeneerde ik in mezelf, zou hij waarschijnlijk ook geschoten zijn zonder mijn tussenkomst. En trouwens, wat zeurde ik nou? Ik wilde toch haas met Kerstmis?
Ik ging terug naar mijn jeugd, sprak met jager en schrijver Pauline de Bok, vroeg de jager van ‘mijn’ haas honderduit, verdiepte me in het jachtwezen en las opnieuw het boek van de Amerikaanse psycholoog Hal Herzog over onze ingewikkelde relatie met dieren.
Lees wat mijn overwegingen waren in mijn verhaal op De Correspondent of als pdf .
Voor veel lezers van De Correspondent was mijn twijfel heel herkenbaar, blijkt uit de reacties. Anderen vonden mij hypocriet en verweten mij een ‘romantische kijk’. Het is allemaal een beetje waar, luidt mijn voorlopige conclusie.
voor De Correspondent
22 december 2016