In een groep, of toch maar niet?

[Verschenen in NRC Handelsblad 12 maart 2018]

Elsiet de Groot (78) stelde zich op jonge leeftijd al voor hoe ze later met man en kinderen onder een dak zou wonen met andere gezinnen. „Met elkaar dingen opbouwen en van elkaar leren.” Wonen in een groep kwam er twee jaar geleden pas van, toen ze verhuisde naar Mariëngaarde, een woongemeenschap ‘voor oudere kunstenaars en kunstvrienden’ aan de rand van Tilburg. In haar eentje, maar tot haar grote vreugde.

Tijdens haar eerste bezoek aan Mariëngaarde gingen de gesprekken over de tentoonstelling in de expositieruimte, niet over bingo en pijntjes. „Ik was blij verrast. Dit was precies wat ik zocht.” Van de grootste slaapkamer in haar huurappartement van bijna tachtig vierkante meter zou ze een atelier maken. Ze zou kunnen samenwerken met gelijkgestemden, „letterlijk op mijn sloffen” naar het koortje of de gezamenlijke werkplaats lopen. In de brief waarin ze zichzelf voorstelde somde ze haar plannen op: een leesclub beginnen, workshops geven. „En ik onderstreepte dat idealen je de das kunnen omdoen als je te hoge verwachtingen koestert. Niet alle mensen zijn zo positief als ze zich voordoen en niet alle mensen denken hetzelfde als jij.”

Het animo onder ouderen om in een groep te gaan wonen groeit. Precieze cijfers ontbreken, maar de Landelijke Vereniging Gemeenschappelijk wonen van Ouderen (LVGO) schat dat Nederland vier- tot vijfhonderd woongemeenschappen voor vijftigplussers telt. Naar schatting wonen acht van de tien groepen in een pand van een woningcorporatie, het aantal initiatieven in de particuliere sector stijgt wel. Denk aan bijvoorbeeld een groepje vrienden dat samen een pand zoekt of zelf gaat bouwen.

Steun, gezelligheid en langer zelfstandig wonen zijn de belangrijkste redenen om elkaar op te zoeken, blijkt uit een recente enquête van de LVGO. Neem Marga Koppers (62) uit Den Haag, die zich niet meer thuis voelde in haar buurt en het moment vreesde dat haar man zou wegvallen. „Zou ik dan de deur helemaal niet meer uitkomen?” Of Henk Schols (60), die jaren geleden met zijn vrouw hun woning op één hoog vaarwel zegde. „We vroegen ons af: Hoe lang tillen we onze fiets nog het trapportaal omhoog?” Koppers en Schols wonen nu tot hun grote tevredenheid in Wateringse Hof, een cluster huurappartementen van een corporatie in een grote nieuwbouwwijk aan de rand van Den Haag. „Eerlijk gezegd voelde het eerst als een bejaardenhuis”, zegt Koppers in de ontmoetingsruimte van de groep op de eerste verdieping. „Ik zag een hoop grijze krullen, veel rollators. Wat deed ik daar? Wilde ik dat wel?” Maar ze voelde zich welkom en bezocht de koffieochtenden en borrelmiddagen net zo lang tot er een appartement vrijkwam.

Haar kinderen vinden het geweldig. „Ze zeggen: ‘Je had het niet beter kunnen doen.’ Het is goed voor hen en goed voor ons. Ze hoeven zich geen zorgen te maken als ik ziek ben en hebben een gelukkige moeder gekregen.”

Henk Schols staat op om koffie bij te schenken en loopt naar de open keuken van de gezamenlijke ruimte, ter beschikking gesteld door de woningbouwcorporatie en vrijwel geheel in beslag genomen door lange tafels bedekt met lichtgele kleedjes. In de hoek staat een opgevouwen biljart, aan de witgesausde muren hangen prenten van bloemen in pastelkleuren. Het is er nu stil en leeg, maar foto’s op de site van Wateringse Hof getuigen van drukbezochte borrels, etentjes en voorstellingen.

Op tijd je grenzen aangeven

Al doende ervoeren Schols en Koppers, respectievelijk secretaris en voorzitter van de huurdersvereniging, wat het groepswonen voor hen betekent. Koppers zegt: „Als je jonger bent, zoals ik, moet je veel geven. Ik heb de energie nog om een uitje te organiseren, mee te helpen met de paasbrunch, een bestuursfunctie te bekleden. Ik redeneer: als ik het deze mensen nu naar de zin maak, maken anderen het mij later naar de zin.”

Wateringse Hof, met 24 huishoudens, waakt ervoor dat de bewoners niet allemaal even oud zijn. Dan ben je op een bepaald moment allemaal tegelijk te oud om nog veel te ondernemen of elkaar te ondersteunen. „Dan zakt zo’n groep in”, zegt Kees Penninx, die samen met Yvonne Witter het handboek Woondromen 55+ schreef. Het bevat een lijstje met kenmerken van de ideale groepsbewoner. Zoals: op tijd je grenzen kunnen aangeven, graag het initiatief nemen en niet altijd je gelijk willen halen.

„Slechts een op de vijf vijftigplussers is een typische ‘samenlever’”, schat Penninx op basis van verschillende leefstijlonderzoeken. Wie groepswonen overweegt doet er dus verstandig aan kritisch naar zijn eigen leefstijl en karakter te kijken. Bovendien is het belangrijk om conflicten of ergernissen te bespreken, zegt Penninx. „Veel groepen worstelen ermee. Door op tijd te praten over irritaties kun je verschillen overbruggen en escalatie voorkomen.”

 

„Je moet beseffen dat je als het ware in een dorp gaat wonen”, glimlacht Marga Koppers. „Praatjes doen snel de ronde, net de Haagsche Courant. Er is altijd wel geroezemoes. We laten het een tijdje sudderen en gaan er dan tegenaan hangen. ‘Joh, vertel het nou eens, wat is er aan de hand?’ Grote conflicten zijn hier bij mijn weten nooit geweest.” Schols vult aan: „Om in een groep te wonen moet je sociaal zijn en respect tonen. We zijn een vereniging, geen hotel, je moet geven en nemen. Er zijn altijd mensen die na de hightea staan te kletsen in plaats van de tafel af te ruimen. Daar kun je je druk over maken, maar dat heeft geen zin.”

Klagen over de baklucht

Elsiet de Groot wil niet meer weg uit Mariëngaarde. Samen tekenen in de tuinkamer, gymnastiek op woensdagochtend, het koortje en de leesclub: de dagen zijn goed gevuld. Maar ze zucht van ongeloof als ze opsomt waar sommige medebewoners over klagen. „De baklucht van een appeltaart, lachen op een balkon om half elf ’s avonds, koffie schenken met mensen van buiten.”

In de woongemeenschap is al jaren sprake van een tweedeling, zegt ze. „Dominante negatieve figuren proberen alles tegen te houden wat met gezelligheid en feestelijkheid te maken heeft.” Ze probeert zich er niets van aan te trekken. „De mensen met wie ik optrek inspireren elkaar en we doen leuke dingen.”

‘We zijn een vereniging, geen hotel, je moet geven en nemen’

Anne Lutje Schipholt (68) heeft seniorencomplex Spaanse Hof in Den Haag langzaam zien veranderen sinds ze er in 2000 kwam wonen. Aanvankelijk zorgden nonnen die er woonden voor de sociale cohesie. „Elke ochtend werd er koffie geschonken. Er waren kaart- en bingoavonden, we vierden samen kerst en Oud en Nieuw. In de bewonerscommissie zaten mensen die elkaar goed aanvulden.” Maar de nonnen vertrokken, de commissie veranderde, de sociale samenhang verdween. „Omdat de drempel voor een verzorgingshuis steeds hoger wordt, wonen hier nu ook zeer kwetsbare en hulpbehoevende mensen. Samen iets ondernemen wordt steeds moeizamer. Intussen verzuurt een klein groepje bewoners de sfeer. Het ene gebod volgt het andere op. Kinderen mogen niet over het schelpenpad lopen omdat de schelpen dan beschadigen, mijn scootmobiel mag niet op de gang staan en ga zo maar door.” Bemiddeling heeft nog geen rust gebracht.

Lutje Schipholt geniet zo veel mogelijk van de zon op haar balkon en het lezen van de krant in het gezellige grand café vlakbij. Na bijna twintig jaar heeft ze geleerd: „Wonen in een groep is net het echte leven.”

Foto’s Daniel Niessen