Veilingen Je kunt op Marktplaats bieden op spulletjes, maar waarom niet eens naar een echt veilinghuis gaan?
Het is rustig die woensdag in de veilingzaal van Venduehuis der Notarissen in Den Haag. Niet alle stoelen zijn bezet. Sommige bieders voeren fluisterend overleg terwijl de veilingmeester de nummers van de te veilen schilderijen een voor een afroept. „Nummer 13, een pierrot, zet ik in op 400 euro. Wie?” Met arendsogen scant ze de zaal op bieders en houdt de medewerkers in de gaten die livebiedingen per internet en telefoon bewaken. „Niemand? 200 euro dan?”
Naast haar controleert de notaris of elk bod is opgemerkt en of de goede bedragen achter de juiste kavelnummers worden ingevoerd. Voor de pierrot is geen koper. Voor veel andere doeken op deze schilderijenveiling wel. Zeegezichten, bloemstillevens, portretten, stadsgezichten, liggend vrouwelijk naakt.
Op de eerste rij, onder een grote kroonluchter, zitten Eric Bakker (68) en zijn vrouw, nieuwsgierig naar, en een beetje gespannen door hun eerste veiling. Op de kijkdag een paar dagen ervoor werd hun aandacht getrokken door een olieverfschilderij van een huifkar met trekpaarden. „Daarachter rookpluimen van een fabriek”, vertelt Bakker enthousiast. „Je weet dat de paarden enkele jaren later hebben plaatsgemaakt voor gemotoriseerd vervoer, dat maakt het interessant. En het was heel mooi geschilderd.” Ze hebben een maximumbedrag in hun hoofd.
Aan de andere kant van het gangpad, halverwege de zaal, is Hestia Bavelaar (57) gaan zitten, de catalogus en haar biednummer op schoot. Bavelaar, docent moderne kunst aan de Universiteit van Utrecht, probeert geen veiling van het Venduehuis over te slaan. „Op inboedelveilingen, zoals deze, zie je een dwarsdoorsnede van de Nederlandse smaak”, zegt ze. „Veel landschappen en portretten, zeegezichten. Een groot deel is gemaakt in de stijl van de Haagse en Amsterdamse School, de Nederlandse versies van het Frans impressionisme. Maar er is ook werk in moderne stijlen.”
Bavelaar heeft thuis „veel leuke landschapjes hangen, voor prijzen tussen de 300 en 600 euro.” Een van haar favorieten is een winterlandschap in impressionistische stijl van een vrij onbekende schilder. „Gekocht voor 400 euro en ik geniet er elke dag van.” Deze woensdag is ze gekomen voor kavelnummer 79, vissen in een aquarium, een typerend onderwerp voor Gerrit Willem Dijsselhof, een schilder uit de art nouveau-periode. „Ik vind het prachtig. Het is gewoon museaal werk.” De geschatte waarde is 500 tot 700 euro. Ze is bereid tot 700 euro te bieden.
Als er iets geveild wordt wat ik graag wil hebben, gaat mijn hart ook nu nog tekeer
Richard Hopman, geroutineerde veilingganger
Het ‘Venduehuis der Notarissen’ bestaat sinds 1811. Voor die tijd stonden openbare veilingen onder leiding van stadsvendumeesters. Toen het Koninkrijk Holland werd ingelijfd bij het Franse keizerrijk en de Franse rechtspraak van kracht werd, moest een notaris toezicht houden. Nog steeds is het Haagse veilinghuis eigendom van notarissen. Maar sinds jaar en dag mag iedereen er kopen en verkopen. Van zilveren bestek en oma’s dressoir tot antieke klokken, zeldzame schilderijen en kostbare juwelen op een van de speciale themaveilingen. De prijzen variëren van 25 tot meer dan een miljoen euro. Er zijn tien zaalveilingen per jaar en veertien veilingen online, waarbij je de spullen wel op een kijkdag kunt bekijken, maar alleen online kunt bieden.
Een van de meest gestelde vragen die adjunct-directeur Chris Vellinga tijdens rondleidingen krijgt is hoe je weet of iets ‘echt’ is. „Wij garanderen dat wat in de catalogus staat, klopt”, zegt hij. „Dat het van een bepaalde maker is, of dat er geen valse zilverkeur in is geslagen. Kun je als koper met argumenten het tegendeel aantonen, dan wordt de koop teruggedraaid en gaat het kavel terug naar de verkoper.”
Halverwege de veiling strekt Hestia Bavelaar haar rug als haar lotnummer nadert. „Lot 79”, roept de veilingmeester. „Bij mij is 500 euro geboden!” Dat betekent dat er een schriftelijke bieder is, legt Bavelaar uit. De veilingmeester begint lager dan het schriftelijke bod, om het biedproces te stimuleren. Bavelaar houdt haar nummer omhoog: 550 euro. „600 hier”, vervolgt de veilingmeester. Het bieden gaat verder. Bavelaar weet niet tot welk bedrag de veilingmeester namens de schriftelijke bieder mag gaan. Ze besluit haar grens op te rekken tot 750 euro. „800”, repliceert de veilingmeester. Bavelaar geeft op. „Jammer”, zegt ze later. „Het werd te duur. Er komt nog zo’n 30 procent commissie bij . Je zit zo op duizend euro.” Commissie of opgeld is wat veilinghuizen per gekocht en verkocht kavel rekenen. Het percentage verschilt per veilinghuis.
Ook Eric Bakker en zijn vrouw gaan met lege handen naar huis. „Het ging zo snel”, verklaart hij achteraf, nog steeds onder de indruk. „Achter mij werd geboden. Ik vond het doodeng en dacht: als ik nu ja zeg, waar zit ik dan aan vast, inclusief opgeld? En toen was het al afgeslagen. We waren te laat. Maar we komen zeker terug.”
Tijdloze klassiekers
Nederland telt zo’n dertig algemene kunst- en antiekveilinghuizen en tientallen, vaak kleine, veilinghuizen die zijn gespecialiseerd in bijvoorbeeld boeken en prenten of design. In zijn overvolle kantoor annex opslagruimte op een industrieterrein aan de Amsterdamse Moezelhaven schuift Willem Botterweg een krat met Gouds plateel aan de kant. Volgende maand start de najaarsveiling van Botterweg Auctions, gespecialiseerd in 20ste-eeuwse toegepaste kunst. In trek zijn de laatste jaren vooral spullen uit laat 20ste eeuw, en dan van de grote ontwerpers, vertelt hij. „Stoeltjes van Arne Jacobsen, sowieso alle Scandinavische meubels. Daarnaast Italiaanse lampen en uit Nederland meubels van Wim Rietveld, Marcel Wanders en keramiek van ontwerpers als Geert Lap.” De oude meubels „lopen eruit”, ziet Botterweg, zelf verwoed verzamelaar van glas. „Meubels uit de jaren dertig, zoals van ’t Binnenhuis, moeten steeds bijzonderder zijn. Weinig mensen willen dat nu nog in hun kamer. Uitgezonderd zijn de tijdloze klassiekers van bijvoorbeeld Le Corbusier, het liefst originelen natuurlijk, maar op zijn minst gemaakt door Cassina, anders kan het zomaar een Chinese replica zijn.”
„Wel oppassen dat je niet per ongeluk met je muis op het volgende bod klikt”, knipoogt Richard Hopman uit Schoorl, al twintig jaar koper op veilingen en antiekmarkten. Waar hij zoal naar op zoek is, blijkt in een oogopslag achter de voordeur van zijn bescheiden rijtjeswoning. Die hangt, staat en ligt meer dan vol met voorwerpen en meubels uit de periode van de Amsterdamse School. Gebrandschilderde ramen („als daar ’s ochtends het licht door valt!”), kleden, een gebeeldhouwde houten schouw, naakte vrouwfiguren, gestileerde pelikanen en een plafonnière met gekleurd gebogen glas („een van mijn topstukken”). Hopman (54), medewerker van de gemeentelijk onderhoudsdienst, wijst op twee opengewerkte tegels waarin een raaf en een vos zijn te herkennen. „Ze hebben gediend als luchtrooster en zijn ontworpen door Hildo Krop. Puur Amsterdamse School.” Hij glundert: „Ik bood bij Botterweg Auctions en ik kreeg ze zonder tegenbod voor 800 euro.”
Ook voor geroutineerde veilinggangers als Hopman is nog elke veiling spannend. „Als er iets geveild wordt wat ik graag wil hebben, gaat mijn hart ook nu nog tekeer. En als ik rondloop op kijkdagen, kan ik echt genieten. Genoeg dingen kan ik nooit betalen, maar ze toch even aan te raken. Jee, denk ik dan. Wat mooi.”
Bekijk hier de pdf van het verhaal.