Textiel is terug!

Onderwijsblad nr. 1/2022 –

Textiel was lange tijd functioneel en decoratief. Maar kunst? Intussen haalt geen recensent zijn neus meer op voor een wandkleed of object van textiel. En gaat werk van Nederlandse kunstenaars die textiel als medium kiezen de hele wereld over.

In de jaren zestig ontstond de zogenaamde fiber art of textielkunst, met als opvallende exponent de Poolse kunstenares Magdalena Abakanowicz (1930-2017). Zij viel op met haar grote sculpturen van sisal, jute, wol en hennep. Maar de kunstwereld trok zijn schouders op over textiel. “Textielkunstenaars werden niet erkend als volwaardige kunstenaars”, zegt Suzan Rüsseler, conservator bij het TextielMuseum Tilburg. Langzaam kwam daar verandering in, mede aangejaagd door de Biënnale Internationale de la Tapisserie, tussen 1962 en 1995 in het Museum voor Schone Kunsten in Lausanne. Rüsseler: “Deze biënnales zijn van groot belang voor de ontwikkeling van een eigentijdse textielkunst na de Tweede Wereldoorlog”. De vaak vrouwelijke kunstenaars uit de VS, Oost-Europa, Scandinavië, Japan en Nederland vonden er een podium voor hun experimentele textielkunst. Driedimensionale textiele sculpturen en installaties veroverden langzaam maar zeker een plaats.

Mongoolse tent van vilt

Niet weven, niet breien maar vilten was vermoedelijk de eerste techniek om textiel te maken. De oudst bewaarde viltresten dateren van rond 6500 voor Christus. In feite is vilten het in elkaar haken van vezels. Wolvezels zijn daarvoor bij uitstek geschikt. Niet zo gek dus dat wolvilt zo populair is, ook trouwens omdat dit vilt sterk en duurzaam is. Een Mongoolse tent van vilt, te zien op een tentoonstelling in het TextielMuseum in Tilburg in 1995, zorgde voor modeontwerper Claudy Jongstra voor een aardverschuiving. Ze was diep onder de indruk van het materiaal. “Ik begreep meteen dat ik hiermee moest gaan werken”, herinnert ze zich jaren later in een interview voor een boek over haar werk: Claudy Jongstra. De volgende dag begon ze met vilten. Wandtapijten volgden, steeds monumentalere, complexe werken van geweven en vervilte wol en zijde. Vlak bij haar werkplaats in het Friese dorp Húns richtte ze een eigen ververij in, met kleurstoffen uit haar eigen biodynamische heemtuin. Voor de wol kocht ze Drentse heideschapen. Inmiddels hebben grote musea in binnen- en buitenland haar werk aangekocht en haar vilten kunstwerken zijn te bewonderen in openbare gebouwen zoals de Openbare Bibliotheek in Amsterdam en de Algemene Begraafplaats Crooswijk (Rotterdam).

Van Parijs tot Qatar

Naast het TextielMuseum in Tilburg hebben kunstmusea als de Lakenhal in Leiden en Het Fries Museum in Leeuwarden inmiddels een eigen traditie als het gaat om tentoonstellingen over textiel. Museum Rijswijk organiseert al jaren de Textiel Biënnale (in 2023 de volgende). Een belangrijke broedplaats voor nieuw talent is het TextielLab van het TextielMuseum: Een werkplaats waar kunstenaars en ontwerpers hun ideeën kunnen verwezenlijken en kunnen experimenteren, geholpen door de technisch specialisten van het museum. Werken die gemaakt zijn in het TextielLab zijn over de hele wereld te vinden: van de Parijse catwalk tot de bibliotheek van Qatar. In de Hermitage in Sint-Petersburg hangt sinds december 2020 een wandkleed van de Nederlandse kunstenaar Koen Taselaar (1986). Het kleurrijke en humoristische werk verbeeldt de geschiedenis van tsaar Peter de Grote.

Pablo Picasso

Taselaar weefde zijn kleed in de jacquard techniek. Zijn generatie kunstenaars en vormgevers onderzoekt echter ook de mogelijkheden van nieuwe technieken en materialen, zoals textiel uit algen of melkzuur. Sommigen maken met hun werk een statement. Spectaculairder dan Claudy Jongstra dat heeft gedaan met haar nieuwste creatie wordt het voorlopig niet. Guernica de la ecologia is een verwijzing naar het wereldberoemde schilderij van Pablo Picasso. Waar het doek van de Spaanse schilder een aanklacht is tegen oorlogsgeweld, luidt Jongstra met het precies even grote werk de noodklok over de teloorgang van het milieu. Haar naam is al gevallen als pionier van een nieuwe beweging: Artivisme.

Guernica de la ecologia – Foto: Jeroen Musch. Courtesy Galerie Fontana

Van spinnenwiel tot kunstgras

Textiel was een industrie van betekenis in Nederland, met twee familiebedrijven aan het fundament. In de wintermaanden, als er weinig werk was op het land, zaten de Twentse boeren thuis achter het spinnenwiel en weefgetouw. De industriële revolutie, en dus de komst van machines en fabrieken, maakte geleidelijk een einde aan de huisnijverheid. Een van de ‘fabrikeurs’ was Hendrik Jan van Heek uit Enschede, die het fundament legde voor wat begin 20ste eeuw de grootste industriële onderneming van Nederland zou zijn. Zo’n 2.370 werknemers verdienden toen hun brood in een van de spinnerijen, weverijen en de blekerij van Van Heek & Co. In 1967 viel het doek voor de Twentse textielreus, als gevolg van de teloorgang van de textielindustrie in Twente.


Popart en psychedelische motieven

Hoge kwaliteit en moderne dessins: Ploegstoffen zijn nog steeds een begrip. De Ploeg werd opgericht in 1923, oorspronkelijk als landbouwcoöperatie geïnspireerd op het socialistische gedachtegoed van Frederik van Eeden. Na WOII zorgde de massale woningbouw voor een grote vraag naar meubel- en interieurstoffen, waarvan het bedrijf profiteerde. Het ontwerp voor de stoffen kwam uit eigen huis en later van freelance kunstenaars. Begin jaren zestig lagen er Ploegstoffen met geaquarelleerde motieven in de winkel, ontworpen door de in Polen geboren Ulf Moritz. Eind jaren zestig begin jaren zeventig volgde het bedrijf de trends met psychedelische patronen en felle popartmotieven. Inmiddels is De Ploeg opgesplitst en overgegaan in andere handen. Maar je retro-bank laten bekleden met een ‘ploegstof’ is nog steeds mogelijk.

Beeld home page: TextielMuseum