Iets tussen mij en de super

We waren zo trots op onze buurtsuper. Klein: tien stappen in de lengte en tien in de breedte, zoiets. Maar met een duizelingwekkend aanbod. Je kwam vrijwel nooit voor niets, als het merk je niet zoveel uitmaakte. En als drie klanten vroegen om geitenmelk kwam er geitenmelk. Daar zorgde André voor. André was de filiaalmanager, behept met evenveel commercieel als menselijk inzicht. Hij kende veel klanten bij naam, wist wanneer er een ziek was, of hulp nodig had. En deed niet moeilijk over een paar flessen wijn retour als er na de wijkvergadering een doosje over bleef. De liefde was wederzijds: bewoners vierden zijn vijftigste verjaardag uitbundig met hem mee.

Het doen van een paar boodschappen kon zomaar leiden tot drie kwartier van huis. Omdat je altijd wel een bekende tegenkwam. Het volgepakte gangpad werd regelmatig versperd door bij kletsende buurtgenoten. Dat was een belangrijke reden een boodschappenmandje te verkiezen boven een kar, waarmee je in geval van versperring vaak achterwaarts terug moest om de kassa via de tegengestelde route te bereiken. Gemopperd werd er echter nooit. Zo’n fijne en sociale super, daar had je wat voor over.

Niet lang geleden, toen het leven nog heel gewoon leek, was er naast het schap met de potjes Hak plaats gemaakt voor een statafel met daarop een rouwkaart, bloemen en een ingelijste foto. Het betrof het plotselinge overlijden van Frank, een medewerker. Iedereen kende Frank, die ook in de wijk woonde en tijdens de pauzes altijd een shagje rookte in het bushokje, zijn blauwe werkschort nog aan. Op een ochtend was hij niet in de winkel verschenen en had André de politie gebeld. In het schrift op het tafeltje schreven onthutste bewoners lieve woorden.

Zo’n winkel. Een winkel waarover de buurtbewoners zeggen: je doet je boodschappen toch wel daar hè? Want onze super moet blijven.

Dit stukje is geschreven in de verleden tijd. Alsof de winkel er niet meer is. Dat klopt niet. Hij is er nog. Maar omdat hij zo klein is, en het gangpad zo smal, kom ik er niet meer. Ik durf het niet en fiets besmuikt naar de grote concurrent verderop. Ik houd mezelf lafhartig voor: Als onze buurtsuper straks toch moet sluiten, lag het niet aan mij. Er kwam iets anders tussen.