Weet wat je eet, luidt het nieuwe credo. Maar smaakt die biefstuk nog wanneer je hem levend en wel die laatste minuut recht in haar donkerbruine ogen hebt gekeken? Willen we wel weten wat we eten, als het om vlees gaat?
Eigenlijk gebeurt alles te snel als we eenmaal in het slachthuis staan. In de deuropening verschijnt Fleur, een prachtige koe in een panterzwart vel, glanzend in het strijklicht. Een man in een witte jas leidt haar met een touw om de kop over de drempel. Ze zet haar korte poten schrap, maar van echt verzet is geen sprake.
Op nog geen drie meter afstand zien we haar grote bruine ogen de ruimte verkennen. Het volledig betegelde slachthuis is even groot als een garage voor drie auto’s. Aan muur en plafond hangen vleeshaken en een takel, en een gedeelte is ingericht als koelcel. Op de vloer ligt een slang waar onafgebroken water uit stroomt. Een onmisbaar hulpmiddel, zal later blijken. Op de kletsnatte vloer wachten we stilletjes op wat komen gaat.
Een paar uur eerder hadden we kennisgemaakt met Fleur. Ze stond braaf wat voor zich uit te kijken in de half open stal met uitzicht op de heuvelachtige weiden van het Ransdalerveld, een arcadisch landschap in het zuiden van Limburg. Ze stal meteen ons hart. Van alle koeien was Fleur zonder twijfel de mooiste. Haar perfecte vacht, haar blik. Of lieten we ons toen al meeslepen door emoties vanwege haar naderende einde?
We zijn afgereisd naar Limburg om in levenden lijve kennis te maken met ons vlees. We willen getuige zijn van haar laatste uren en vooral: zelf zien hoe ze wordt gedood.
Lees verder op Blendle
Dit verhaal schreef ik samen met Annemarie Geleijnse